Bij Boijmans Bezet
Al jaren is politiek Den Haag in de weer om het subsidiestelsel in Nederland ter discussie te stellen. Langzaamaan is het beeld gekweekt dat subsidies eigenlijk helemaal niet goed zijn voor de kunst. De laatste jaren is een grof portret van ons, kunstenaars, geschetst: wij zijn neergezet als zonderlingen die met de hand, die éigenlijk zou moeten werken, bedelend geheven staan: “Aalmoes, aalmoes”. We weten allemaal wat een valse voorstelling van zaken dit is. Maar de propaganda heeft zijn werk gedaan: het ronkt van gesundes Volksempfinden rondom die uitvretende kunstenaars en morgen begaat het Kabinet, zoals het er nu naar uit ziet, een historische vergissing. Hóe historisch die vergissing is wil ik in een heel korte geschiedenisles laten zien.

Ja, Nederland heeft een uniek subsidiestelsel. Maar dat is er niet voor niets. Dat de landen om ons heen een veel levendiger kunstmarkt hebben weet iedereen die een beetje thuis is in de wereld van de beeldende kunst. En hoe komt dat? Dat is een historisch verklaarbaar feit. Nederland was – en is – een ander land en dat heeft te maken met de drassige grond waarop wij staan. Dat is grond die zich niet leent voor grootgrondbezit. Onze bodem  is zo slap dat hij voortdurende zorg behoeft. Het is hier pompen of verzuipen. Daarom had je in Holland ook geen graven, maar dijkgraven. Hier was je niet in aanzien omdat je van adel was, maar omdat je verstand had van droogmakerij. Nederland is daardoor al heel lang een meritocratie: een land waarin je iemand bent omdat je wat kan en niet omdat je wat hebt. Dat klinkt leuk, maar heeft consequenties gehad voor de manier waarop de cultuur zich hier heeft ontwikkeld. Dat is totaal anders gegaan dan bij onze buren. Daar hebben eeuwenlang de vorsten in een heerlijke concurrentiestrijd geworven om de gunsten van de kunstenaars. Dat heeft in heel Europa geleid tot een de ongekende bloei van kunst en cultuur, waardoor wij nog steeds getuige kunnen zijn van de geschiedenis.
Een aantal revoluties heeft aan die toestand een einde gemaakt. Van 1789, via 1848 tot 1917 is de Europese adel definitief onttroond. Dat klinkt verschrikkelijk in dit culturele verband. Maar die onttroning ging gepaard met een proces van burgerlijke emancipatie. Daardoor is er geen groot gat gevallen in de stimulering van de kunsten. De geëmancipeerde burger nam de cultuur-minnende taak van de verdwenen adel met het allergrootste plezier over. In de landen om ons heen is de kunst veel meer dan bij ons dan ook een echte publieke zaak. Er is een min of meer natuurlijke waardering voor de kunstinstituten en voor de individuele kunstenaar. Er zijn daar dan ook relatief veel particuliere verzamelaars.

In Nederland is dat allemaal heel anders gegaan. Burgerlijk autonomie was er feitelijk al meteen bij het ontstaan van de Republiek. Daarom was het hoogtepunt van onze kunst er óók meteen, in die ongekende Gouden Eeuw. Toen in de negentiende eeuw overal om ons heen de burgerij in het post-adellijke vacuüm trad, bleef dat hier dan ook uit, want dat luchtledig bestond hier gewoon niet. Bovendien was het burgerlijk elan van de zeventiende eeuw hier allang weggeëbd.  Mede daarom blijft de negentiende eeuwse kunst in Nederland ook zover achter bij die van bijvoorbeeld Duitsland of Frankrijk. Probeer eens een negentiende eeuwse componist te noemen die geen Duitser of Oostenrijker is? Noem een grote negentiende eeuwse schilder, maar geen Fransman? Vindt de Nederlandse evenknie van Monet of Delacroix. Dat is de reden waarom in de loop van de negentiende en twintigste eeuw vrijwel iedere Nederlandse schilder met ambitie naar het buitenland verdween: Jongkind, Van Gogh, Van Dongen, Mondriaan, Van Doesburg, Appel, De Kooning, noem maar op.

Heel begrijpelijk, echt heel verstandig ook, dat er in Nederland langzaamaan een kunstbeleid van de grond is gekomen, dat erop gericht was om de kunsten te stimuleren. Wat in de ons omringende landen min of meer vanzelf liep, moest hier daadwerkelijk tot stand worden gebracht. Zo ontstond uiteindelijk een fijnmazig netwerk van maatregelen, instituten en ja, subsidies. En dankzij dit verantwoorde beleid hebben we in Nederland een goed netwerk van musea, een internationaal hooggewaardeerde ensemble-cultuur, formidabele dansgezelschappen (grote en kleine), topinstituten als De Ateliers en de Rijksacademie, maar ook het Piet Zwart-, Sandberg-, Frank Mohr-Instituut  en de Van Eyckacademie. En we hebben kunstenaars die wereldwijd de aandacht vragen. Alleen in Rotterdam al: Atelier Van Lieshout, Erik van Lieshout, Charlotte Schleiffert, Jeanne van Heeswijk, BikvanderPol. Ik noem juist deze namen omdat ik die allemaal in het begin van de jaren ’90 voorbij heb zien komen toen deze kunstenaars nog aan het begin van hun carrière stonden en stuk voor stuk een beroep deden op de subsidiecommissie waarin ik toen zitting had. Godzijdank hebben zij de steun ontvangen die zij nodig hadden en verdienden! Allen zijn inmiddels, ook internationaal, zeer gewaardeerd!

So far so good.

Maar dan draait de wind. Meer en meer wordt het geluid hoorbaar dat subsidies lui maken. Dat het allemaal heel beroerd is voor de kunst. Dat de kunstenaars uit de staatsruif eten. En, díe schade is in ieder geval nu al aangericht: het verhaal wordt breed geloofd. Henk en Ingrid weten het: kunstenaars leven van onze centen!
Het tegendeel is waar: subsidies hebben nooit een substantieel deel van het inkomen van kunstenaars geleverd, behalve misschien in de periode van de Beeldende Kunstenaars Regeling (die al in 1987 is afgeschaft). Hier op dit binnenplein van Boijmans is geen kunstenaar te vinden die lééft van subsidies. Integendeel: de meesten van ons brengen post rond, hebben een baan in het onderwijs, of halen hun inkomen uit andere bronnen dan het eigen werk. Eventuele subsidies gaan negen van de tien keer op aan materiaal, drukwerk, assistentie. Kortom: áls we al subsidies  krijgen gaat het geld meestal naar anderen.
Er is maar één beroepsgroep die voor 100% uit de staatsruif eet. Er is maar een kaste die leeft van onze belastingcenten: dat zijn de leden van het kabinet!  En laat nu juist dit onzalige Kabinet Rutte op het punt staan om met veredelde wartaal een historische afbraak te beginnen op het cultuurgebouw van Nederland!

Want de markt moet het maar doen. De markt, die al in zoveel sectoren voor prutswerk heeft gezorgd. De markt is namelijk dom. De markt wil happy meals. De markt wíl wel zigeuners, maar alleen als het schattig geschilderde jochies zijn, met een traan op iedere wang. De markt wil kiloknallers. De markt wil van komkommers dat ze recht zijn. Met echte kwaliteit of uitzonderlijkheid heeft de markt niets te maken. De markt vraagt uit zichzelf nooit om een Divina Commedia, om een Marcel Proust, om een Louis Andriessen, om een Mondriaan, om een Hans van Manen. De markt wil precies de middelmaat waar het kabinet zegt vanaf te willen!
Dat subsidies leiden tot een grauwe middelmaat (zoals de VVD beweert) kan door geen enkel onderzoek worden bevestigd. Dus durf ik me gerust aan een voorspelling te wagen. Kabinet: als u wilt dat de markt bepaalt wat er in dit land aan kunst wordt geproduceerd, dan beloof ik u weinig bijzonders. De markt wil meer van hetzelfde. Nooit het vreemde, nooit het bijzondere, nooit het experiment en al helemaal nooit het vragen-stellende, het kritische.

Natuurlijk zou een geweldige kunstmarkt wel van enig belang zijn voor Nederland. Ik ben schilder. Natuurlijk wil ik mijn werk verkopen. Maar mijn werk kan ten minste nog aan een spijker hangen. Hoe moet het met kunstenaars die nauwelijks verhandelbare waar maken? Wat moet je als je talent ligt bij de performance, de interventie, de installatie? En hoe is het ook nog eens mogelijk dat een van de weinig concrete maatregelen die het Kabinet tot op heden genomen heeft, de onmiddellijke verhoging is van de btw op de verkoop van kunst? Echt waar: één van de weinig markt-stimulerende maatregelen die er waren is de nek omgedraaid. Wie mij dat allemaal met succes kan uitleggen voor we vannacht in Den Haag zijn krijgt meteen een werk van mij cadeau!

Hoe vaak heeft de politiek in de voorbije tijd niet moeten spreken over ‘de kennis van nu’. Met de kennis van nu waren we niet naar Irak gegaan. Met de kennis van nu had de HSL niet gereden, en zeker niet tegen deze prijs. Met de kennis van nu waren er niet die gigantische anonieme fusie-scholen ontstaan. Halbe Zijlsta: u kunt nu nog uw historische vergissing voorkomen. U kunt nu nog uw ‘kennis-van-nu-moment’ van straks ontwijken, door nu te luisteren naar de analyses van talloze experts in binnen- en buitenland die de onzaligheid van uw plannen hebben doorgerekend en geanalyseerd. U hoeft alleen maar even uw halsstarrigheid opzij te zetten en te luisteren. Het bedrag dat u wilt bezuinigen is een druppel op de plaat, die de banken met hun onverantwoorde financieringen gloeiendheet hebben gemaakt. Die 200 miljoen zullen onmiddellijk verdampen. Maar de schade die die 200 miljoen aanrichten aan het gebouw van de kunsten is gigantisch. Het logo van deze bezetting van Boijmans (ontwerp: 75B) geeft het goed weer: niet de kunst zal sterven, maar het kunstgebouw wordt ernstig aangetast. Het logo is echt goed, want het laat zien dat je maar een paar procent van de vitale kolommen hoeft te verwijderen en het hele gebouw stort in. En dat is precies wat gaat gebeuren. De fundamenten zijn in het geding. Het kunstonderwijs, de talent-ontwikkeling, de brede basis vanwaaruit excellentie zich kan ontwikkelen. De infrastructuur aan ensembles en instituten, de ruimte om te experimenteren: dat staat allemaal op het spel.  Het zijn precies die dingen waar de markt nooit zorg voor zal dragen, maar die dienen te worden behoedt door een zorgvuldig bestuur. Halbe Zijlstra: de Nederlandse cultuur wordt niet bedreigd door islamisering; dat is gelukkig louter fictie. Nee, niet de islamisering, de Halbering van de Nederlandse cultuur, dàt is de ramp die voor de deur staat, Halbe.

U zegt: de markt moet het maar doen. Maar kan iemand mij dan uitleggen waarom de komkommerkwekers, die door de Ehec-bacterie verlies hebben geleden, omdat hun handel een paar weken stil lag, onmiddellijk werden gecompenseerd? BAM: 210 miljoen lag er vorige week in één keer op tafel! Nota bene nog 10 miljoen meer dan u op de cultuurbegroting snoeit. Terwijl een kind kan bedenken dat een branche, die in een paar weken honderden miljoenen verliest, ook in een paar weken honderden miljoenen zal verdienen! Als de markt het nou ergens gewoon regelt, dan is het wel in de handel. Kortom: je kan in dit land honderd keer beter in de komkommers zitten, dan in de kunst!
Leden van de oppositie: dit argument is vrij van auteursrechten. U mag het morgen zo gebruiken. Als een stok, om er de hond mee te slaan!

Er zijn nu twee opties:
óf de oppositie krijgt het voor elkaar om in het regeringskamp voldoende medestanders te vinden om het onheil af te wenden. Gezond verstand zegt mij dat het moet kunnen, omdat het verreweg de meest rationele optie is. Maar mijn donkerbruin vermoeden houdt rekening met de tweede optie en dat is deze:
de Halbering van de Nederlandse cultuur krijgt morgen zijn beslag. En dat zou verschrikkelijk zijn.

Maar dan, beste collega-kunstenaars, dan moeten wij de moed hebben óver deze ramp heen te kijken. De kunst gaat natuurlijk nooit verloren, hoe zwaar gehavend het gebouw ook wordt. Ik hoop dat iedereen de moed heeft om tegen de verdrukking in te overleven: als kunstenaar. Geef de moed niet op! Vita brevis, Ars longa!! Het leven is kort, maar de kunst heeft de tijd. Últrakort is het politieke leven. Misschien valt morgen al het kabinet! Misschien duurt het nog wat langer, maar deze heilloze weg wordt natuurlijk niet eindeloos bewandeld. Hou vol: kunst en cultuur hebben domheid uiteindelijk altijd, altijd met succes bestreden. Geen vandaal heeft ooit een duurzaam rijk gesticht. De toekomst is uiteindelijk altijd aan de beschaving. Lang leve kunst!!

Olphaert den Otter, 26 juni 2011,

uitgesproken tijdens de bezetting van Museum Boijmans Van Beuningen door kunstenaars. Deze bezetting was tevens het startsein van de Mars der Beschaving, die ’s nachts vanaf het museum naar Den Haag liep. Daar sloten de deelnemers zich aan bij de grote manifestatie op het Malieveld. Op 27 juni 2011 werden de plannen van Halbe Zijlstra onverkort door de kamer geloodst. De toezegging die ’s nachts gedaan werden aan de deelnemers van de Mars, inmiddels aangekomen op de Grote Markt in Delft, dat er 20 miljoen gevonden was om Limburg, Zeeland en Tryater in Friesland te ontzien (waar zelfs nog een waterig applausje voor klonk), zelfs deze toezegging werd door Zijlstra niet gehonoreerd.