zie ook de bijlages

advies platform ZonderKunstenaarsGeen Kunstevaluatie WWIK Platform ZKGK feb 2010

Evaluatieonderzoek Evaluatieonderzoek Wet werk en inkomen kunstenaars _Wwik__29 jan 2009

Betreft Evaluatie van de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) 18-2-2010

Per 1 januari 2005 is de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) in werking getreden als opvolger van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (Wik). In artikel 79 van de WWIK is bepaald dat
binnen 5 jaar na inwerkingtreding aan de Staten-Generaal een verslag wordt
gezonden over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Het evaluatierapport van de WWIK dat bij deze brief is gevoegd voorziet hierin.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, namens wie ik u mede dit
rapport aanbied, zal u binnenkort separaat een evaluatierapport doen toekomen
van het flankerend beleid waarvan kunstenaars in de WWIK gebruik kunnen
maken.

De Wik had als doel kunstenaars te ondersteunen bij de opbouw van een renderende beroepspraktijk als kunstenaar, dan wel hen in staat te stellen een tijdelijke terugval in inkomsten op te vangen. In het verlengde
van deze doelstelling had de Wik ook als doel om te voorkomen dat een beroepsmatig
kunstenaar een beroep moet doen op de bijstand. In de WWIK zijn deze
doelstellingen gehandhaafd. De WWIK vraagt van de kunstenaars wel een
tegenprestatie in die zin dat de verantwoordelijkheid van de kunstenaar om op
termijn zelfstandig in de kosten van het levensonderhoud te kunnen voorzien
meer wordt benadrukt. Ook zijn in de WWIK vereenvoudiging van regelgeving en
deregulering doorgevoerd.

Bijgevoegd evaluatierapport van de WWIK strekt ertoe inzichtelijk te maken of bovenstaande doelstellingen dichterbij zijn gebracht. In bijgaand onderzoeksrapport wordt verslag gedaan van het gebruik en de kosten, de effectiviteit, de werking en de
uitvoering van de WWIK. Aan de hand van deze criteria volgt ook een
vergelijking tussen de WWIK en de Wik. Hieronder volgen de belangrijkste
uitkomsten in het onderzoeksrapport.

Gemeten naar de doelbereikingscriteria uitkeringsonafhankelijkheid en renderende beroepspraktijk na beëindiging van de uitkering is de WWIK beduidend

succesvoller dan de Wik. Na de WWIK vallen veel minder personen (6 procent)
terug op de bijstand dan na de Wik (22 procent) Van de personen die na beëindiging van de
WWIK actief blijven als kunstenaar en niet in de bijstand komen heeft 83
procent anderhalf tot tweeënhalf jaar later een renderende, al dan niet
gemengde beroepspraktijk in termen van de wet: zij zijn actief als kunstenaar,
niet afhankelijk van de bijstand en kunnen naar eigen zeggen rondkomen van
inkomsten uit werk op, gerelateerd aan en/of buiten hun vakgebied. Dit gold
voor 70 procent van de kunstenaars die de Wik beëindigden.

De WWIK presteert vooral onder jonge kunstenaars, in het bijzonder academieverlaters, beter dan de Wik. De daling van het percentage terugval op de bijstand is verhoudingsgewijs verreweg het
sterkst onder jonge kunstenaars. Ook het percentage kunstenaars dat na de WWIK
kan rondkomen van werk is met name onder jonge kunstenaars, vooral dertigers,
hoger dan na de Wik. Hieruit blijkt dat de WWIK voor jonge kunstenaars een
opstap naar de arbeidsmarkt kan zijn. De Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap zal deze relevante conclusie meenemen bij de ontwikkeling van
zijn beleid ten aanzien van de aansluiting van het kunstvakonderwijs op de
arbeidsmarkt.

De WWIK draagt op twee manieren bij aan de opbouw van een renderende beroepspraktijk: enerzijds stelt het kunstenaars vrij van de sollicitatieplicht en geeft ruimte tot bijverdienen naast de uitkering;
anderzijds stimuleert het kunstenaars via de beperkte gebruiksduur, de lagere
uitkering (70 procent van de bijstand) en de progressieve inkomenseis om
telkens meer inkomsten te verwerven en zo binnen de gestelde termijn een
renderende beroepspraktijk op te bouwen. Opvallend is dat de meeste kunstenaars
niet alleen positief staan tegenover de eerstgenoemde elementen (geen
sollicitatieplicht, bijverdienen), maar ook tegenover de stimulerende werking
van de progressieve inkomenseis, de beperkte gebruiksduur en de lagere
uitkering.

Kunstenaars, gemeenten en Kunstenaars & CO (die de beroepsmatigheid van kunstenaars in de regeling toetst) zijn over het algemeen tevreden over de uitvoering van de
WWIK en zien hier een verbetering ten opzichte van de Wik. De administratieve
lasten in de WWIK zijn volgens het onderzoeksrapport per saldo niet minder
geworden dan in de Wik, omdat de strengere WWIK ook meer onderzoeken en meer
toetsmomenten tot gevolg had. In dit verband kan ik melden dat per 1 januari
2010 via de Wet bundeling van
uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten(Kamerstukken II
2008/09, 31927) voor de WWIK het declaratiesysteem is vervangen door volledige
budgetfinanciering. In verband hiermee is tot verdere deregulering overgegaan,
waarbij centrale administratieve voorschriften inzake onderzoeksverplichtingen
en -frequenties zijn komen te vervallen.12.0pt””> Hiermee hebben gemeenten
de mogelijkheid gekregen om administratieve lasten voor kunstenaars te
verminderen.

Samenvattend, is de WWIK volgens de uitkomsten van de evaluatie een succesvolle stimuleringsregeling voor kunstenaars; 94 procent van de gebruikers valt na het verlaten van de regeling niet terug op
een bijstandsuitkering en 83 procent blijft werkzaam in een renderende, al dan
niet gemengde beroepspraktijk als kunstenaar. Blijkens deze resultaten doet de
WWIK het beter dan de Wik, waaruit kan worden afgeleid dat de aanpassingen die
met de komst van de WWIK zijn doorgevoerd de regeling effectiever hebben
gemaakt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Jetta Klijnsma